De lijdende Immanuël - Johannes Beukelman
of volledige verklaring van al de lijdensstoffen in eenenveertig leerredenen en een inleidingsleerrede tot de lijdensgeschiedenis.
Duidelijke letter, niet hertaald.
Hard cover, 823 bladzijden.
Inhoud
Inleidingsleerrede
Op de verklaring der lijdensgeschiedenis van onze Heere Jezus Christus.
Romeinen 4:25a
Eerste leerrede over des Heilands lijden
Jezus voorzegt de dag van Zijn kruisdood, de Joodse Raad vergadert tegen Hem.
Mattheüs 26:1-5
Tweede leerrede over des Heilands lijden
Maria zalft Jezus; discipelen nemen dat zeer kwalijk; maar Jezus prijst het als een goed werk.
Johannes 12:1-8
Derde leerrede over des Heilands lijden
Judas gaat tot de overpriesters, en belooft dat hij Jezus voor dertig zilveren penningen zal overleveren Jezus ontdekt die verrader aan Johannes in het bijzonder.
Lukas 22:3-6
Vierde leerrede over des Heilands lijden
De discipelen bereiden het pascha, ter plaatse hun door Jezus zeer wonderlijk aangewezen.
Markus 14:12-16
Vijfde leerrede over des Heilands lijden
Jezus eet het laatste pascha met Zijn discipelen, ontdekt de verrader Judas openlijk aan allen, en stelt het Heilig Avondmaal in.
Lukas 22:14-16
Zesde leerrede over des Heilands lijden
Jezus gaat uit Jeruzalem, en voorzegt de aanstaande ergernis van Zijn discipelen, en bijzonder die van Petrus.
Mattheüs 26:30-35
Zevende leerrede over des Heilands lijden
Jezus gaat in Gethsémané daar Hij zeer beangst wordt, en Zijn ziel geheel bedroefd tot de dood toe.
Mattheüs 26:36-38
Achtste leerrede over des Heilands lijden
Christus bidt tot driemaal, en vermaant Zijn slapende discipelen te waken.
Mattheüs 26:39-46
Negende leerrede over des Heilands lijden
Judas komt met de bende om Jezus te vangen. Jezus ontdekt Zich vrijwillig aan Zijn vijanden, doet hen door Zijn woord ter aarde vallen, en Hij wordt op Judas’ verraderlijke kus gegrepen.
Mattheüs 26:47-50
Tiende leerrede over des Heilands lijden
Petrus slaat Malchus met het zwaard, en houwt zijn rechteroor af. Jezus heelt hem, en bestraft Petrus.
Mattheüs 26:51-54
Elfde leerrede over des Heilands lijden
Jezus bestraft degenen die Hem vangen. Zijn discipelen verlaten Hem. Een jongeling wordt gegrepen, en vlucht naakt. Jezus wordt gebonden geleid eerst tot Annas, daarna tot Kajafas. Petrus volgt hem van verre, en komt in de zaal van de hogepriester.
Markus 14:48-54
Twaalfde leerrede over des Heilands lijden
Jezus door de hogepriester ondervraagd van Zijn discipelen en leer, antwoordt vrijmoedig. Waarop hij een kinnebakslag krijgt van een dienaar, tegen wie Jezus Zich verdedigt.
Johannes 18:19-24
Dertiende leerrede over des Heilands lijden
De grote Raad zoekt valse getuigen tegen Jezus; doch hun getuigenis is niet eenparig. Jezus zwijgt stil.
Markus 14:55-61a
Veertiende leerrede over des Heilands lijden
Jezus belijdt op de bezwering van de hogepriester, dat Hij de Christus, de Zone God is. De hogepriester verscheurt zijn klederen, en de raad oordeelt Hem doodschuldig. Waarop Zijn vijanden Hem in Zijn profetisch ambt schamper beginnen te bespotten en wreed te mishandelen.
Mattheüs 26:63
Vijftiende leerrede over des Heilands lijden
Petrus verloochent Jezus driemaal. Eerst enkel ontkennen, wederom met een eed, eindelijk met vervloeking van zichzelf.
Mattheüs 26:69-71
Zestiende leerrede over des Heilands lijden
De haan kraait, en de Heere ziet Petrus aan. Petrus wordt het woord van Jezus indachtig, gaat naar buiten en weent bitterlijk.
Lukas 22:60b-62
Zeventiende leerrede over des Heilands lijden
De dienaars gaan nog al verder met Jezus te bespotten en te mishandelen. De Joodse raad vergadert wederom in de morgenstond tegen Jezus, en geeft Hem aan de Romeinse stadhouder over.
Lukas 22:62-71, Lukas 23:1
Achttiende leerrede over des Heilands lijden
Judas heeft berouw van Zijn verraad, brengt de dertig zilveren penningen weer, en verworgt zichzelf. De overpriesters kopen voor dat geld de akker van de pottenbakker, die genaamd is de akker des bloeds.
Mattheüs 27:3-10
Negentiende leerrede over des Heilands lijden
De Joden gaan niet in het rechthuis; maar Pilatus gaat tot hen uit, en vraagt welke beschuldiging zij tegen Jezus brengen. Zij willen, dat Pilatus Hem als een kwaaddoener straft, omdat zij Hem overleverden. Doch van de stadhouder afgewezen, beginnen zij Jezus te beschuldigen, dat Hij Zich voor de Koning der Joden had opgeworpen.
Johannes 18:28-32
Twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus gaat wederom in het rechthuis, en ondervraagt Jezus van Zijn Koninkrijk. Jezus belijdt dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is.
Johannes 18:33-38a
Een en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus verklaart Jezus onschuldig, en verwondert zich dat Jezus op de beschuldigingen der Joden niet antwoordt. De Joden houden des te sterker aan, en zeggen dat Jezus het volk beroert van Galilea af, door geheel Judea, tot Jeruzalem toe.
Mattheüs 27:12-14
Twee en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus van Galilea horende, zendt Jezus tot Herodes, die Hem met vele woorden vraagt. Jezus, hem niet antwoordende, wordt van Herodes met zijn krijgslieden veracht, bespot en weer tot Pilatus gezonden.
Lukas 23:6-12
Drie en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus verklaart andermaal dat Jezus onschuldig is; immers, dat Hij niets gedaan heeft dat de dood waardig is. Waarom hij zegt, Hem te zullen geselen en loslaten.
Lukas 23:13-16
Vier en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus stelt Bar-Abbas tegen Jezus; en geeft aan het volk de keus wie van deze twee zij wilden dat hij hun losliet.
Markus 15:6-10
Vijf en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus wordt van zijn huisvrouw gewaarschuwd. Het volk door hun oversten bewogen, eist van Pilatus dat hij Bar-Abbas loslaat en Jezus kruisigt. Waartegen Pilatus ten derde male verklaart dat hij geen schuld des doods in Hem gevonden heeft, en Hem derhalve zal geselen en loslaten.
Mattheüs 27:19-23
Zes en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Jezus wordt gegeseld en van de krijgsknechten in Zijn koninklijk ambt bespot.
Mattheüs 27:27-30
Zeven en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus betuigt voor de vierde maal Jezus’ onschuld, en vertoont Hem tot ontferming aan het volk. Doch de Joden eisen Hem tot het kruis, en beschuldigen Hem dat Hij Zich Gods Zoon gemaakt heeft.
Johannes 19:4-7
Acht en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus doet na het laatste onderzoek van Jezus de uiterste poging om Hem los te laten. Maar de Joden werpen hem tegen dat hij dan des keizers vriend niet is.
Johannes 19:8-12
Negen en twintigste leerrede over des Heilands lijden
Pilatus zet zich op de rechterstoel, daar het oproerig dringen der Joden hem beweegt om Bar-Abbas los te laten, en Jezus tot de kruisstraf over te geven. Ondertussen wast hij zijn handen, verklaart voor de vijfde maal Jezus’ onschuld, en waarschuwt het volk; hetwelk Jezus’ bloed op zich en op hun kinderen neemt.
Johannes 19:13-16
Dertigste leerrede over des Heilands lijden
Jezus wordt weggeleid naar Golgotha om gekruist te worden. Simon van Cyréne, daartoe gedwongen, draagt het kruis achter Hem. Jezus door een menigte van vrouwen beklaagd, voorzegt ze de ondergang van Jeruzalem.
Lukas 23:26-31
Een en dertigste leerrede over des Heilands lijden
Jezus, met twee moordenaars geleid op Golgotha, smaakt en weigert de gemirrede wijn. Hij wordt aldaar gekruist tussen die twee kwaaddoeners, en bidt voor Zijn kruisigers.
Markus 15:23-25,27,28
Twee en dertigste leerrede over des Heilands lijden
Het opschrift van Jezus’ beschuldiging, door Pilatus gesteld, mishaagt de overpriesters. Zij begeren dat Pilatus het verandert, maar dat wordt ze afgeslagen.
Johannes 19:19-22
Drie en dertigste leerrede over des Heilands lijden
De krijgsknechten verdelen de klederen van Jezus door het lot, waarin de Schrift vervuld wordt.
Johannes 19:23,24
Vier en dertigste leerrede over des Heilands lijden
Jezus, aan het kruis hangende, wordt van het volk en de oversten gelasterd en bespot. Ook van de moordenaar met verwijt gesmaad.
Mattheüs 27:39-44
Vijf en dertigste leerrede over des Heilands lijden
De moeder van Jezus staat met andere vrouwen bij Zijn kruis. Jezus spreekt Zijn moeder troostvol toe, en beveelt haar aan Johannes.
Johannes 19: 25-27
Zes en dertigste leerrede over des Heilands lijden
De ene kwaaddoener gaat voort met Jezus te lasteren. Maar de andere kwaaddoener bekeerd zijnde, bestraft zijn metgezel. Ook bidt hij Jezus om genade, en krijgt van Hem de toezegging van het paradijs.
Lukas 23:39-43
Zeven en dertigste leerrede over des Heilands lijden
De zon wordt op de middag verduisterd. Jezus roept met een grote stem: ELOÏ, ELOÏ LAMA SABACHTANI? Hetwelk sommigen misduiden, alsof Hij Elia riep.
Markus 15:33-35
Acht en dertigste leerrede over des Heilands lijden
Jezus klaagt over dorst, opdat de Schrift vervuld worde; en wordt bespottelijk met edik gedrenkt. Daarop zegt Hij: HET IS VOLBRACHT, roept met een grote stem: VADER IN UW HANDEN BEVEEL IK MIJN GEEST, buigt het hoofd, en geeft de geest.
Johannes 19:28-30
Negen en dertigste leerrede over des Heilands lijden
Het voorhangsel scheurt in tweeën, de aarde beeft, de steenrotsen scheuren, de graven worden geopend, en vele lichamen der heiligen opgewekt.
Mattheüs 27:51-53
Veertigste leerrede over des Heilands lijden
De hoofdman, en die met hem Jezus bewaren, worden op het zien van de wonderen zeer bevreesd, en bekennen Jezus’ onschuld. De scharen keren weder, slaande op hun borsten. Al Jezus’ bekenden staan van verre, en zien deze dingen aan.
Mattheüs 27:54-56
Een en veertigste leerrede over des Heilands lijden
De krijgsknecht breken de benen der moordenaars, maar die van Jezus niet. Doch een der krijgsknechten doorsteekt Zijn zijde met een speer, waarin de Schriften vervuld worden.
Johannes 19:31-37
Twee en veertigste leerrede over des Heilands lijden
Jezus’ lichaam wordt door Jozef van Arimathéa en Nicodémus eerlijk begraven; terwijl de vrouwen, zittende tegenover het graf, aanschouwen waar en hoe Jezus’ lichaam gelegd wordt. Pilatus staat aan de oversten der Joden toe om het graf te verzekeren met de wacht.
Mattheüs 27:57-66